[Contact.Links.info.] [Zoek op Site.] [De Slowpaper.]

Lanterfanten

OVERNACHTEN

Zoek op Site.

BEETSTERZWAAGTOEN

LANTERFANTENLEZEN

Beetsterzwaag.nu.

De Slowpaper.

Disclaimer

Gedachten over luiheid.
1-Liever niets – Gedachten over luiheid.
2-Luiheid is essentieel voor de invulling van een goed leven.
3-Waarom luiheid niet altijd een negatieve connotatie heeft.
4-Lanterfanten is een noodzaak.
 
 
 
1-Liever niets – Gedachten over luiheid
 
Aan het begin van deze nieuwe thuiswerkweek, na het zoveelste lijstje met tips om de tijd nuttig door te brengen, is het misschien goed deze tekst van Aaron Schuster eens te lezen. In een wereld die is geobsedeerd door activiteit, door met iets bezig zijn, is nietsdoen een absoluut angstbeeld. Dat is een tragische misvatting. Juist in ledigheid toont het leven zich op zijn best.
 
1. De lof der ledigheid.
 
Ledigheid is een van de grondslagen van de westerse filosofie en eigenlijk ook van de westerse beschaving als zodanig. Het Griekse woord voor ledigheid is schole, waarvan het Latijnse scola weer is afgeleid, net als het Nederlandse of Engelse school. Voor de oude Grieken was ledigheid niet hetzelfde als luiheid, maar betekende het intellectuele ontwikkeling die buiten productieve arbeid viel. Daar komt ook de notie van ‘liberal arts’ of ‘vrije kunsten’ vandaan, studierichtingen die een intrinsieke waarde hebben, tegenover ‘servile arts’, die zich richten op het verwerven van praktische vaardigheden. In de ethiek van Aristoteles, de eerste belangrijke systematiek van de ethiek in de westerse traditie, is het beschouwen, het nadenken, de hoogste vorm van menselijke prestatie. En juist dit aloude erfgoed wordt tegenwoordig afgebroken. Het neoliberalisme is niet alleen voor de huidige Griekse crisis verantwoordelijk, maar ook voor een oeroude Griekse crisis. De overheidssteun voor de kunsten, de geestes- en menswetenschappen (alles wat niet onder bedrijfswetenschappen of op technologie gerichte wetenschappen valt) wordt steeds verder uitgehold. Alles wat geen economisch nut oplevert, wordt automatisch gedevalueerd en ledigheid in de oorspronkelijke brede betekenis van het woord wordt beschouwd als een strikte privéaangelegenheid die niets met het algemeen belang te maken heeft. Misschien zijn de harde bezuinigingsmaatregelen de straf voor deze oude filosofische zonde tegen de goden van economische rationaliteit: de zonde van ledigheid.
 
In de moderne tijd, met de opkomst van de arbeider als de belangrijkste figuur van subjectiviteit, verandert de hele kwestie. Ledigheid is niet langer de hoogste vorm van verwerkelijking van leven en streven. Filosofen raken gefascineerd door de schijnbaar grenzeloze macht van de wil enerzijds en de radicale tegenpool ervan anderzijds. De creativiteit en productieve kracht van de wil wordt van binnenuit bedreigd door het vooruitzicht van zijn complete vernietiging door de uitzonderlijke, griezelige macht van de inertie, kortom door luiheid. Voor een perfect modern ‘paar apart’ zou je twee Russische figuren van mythische proporties naast elkaar kunnen zetten: Alexey Grigoryevich Stakhanov en Ilja Ilyich Oblomov. De eerste is de stalinistische held van de productiviteit, de vermaard efficiënte mijnwerker die het symbool werd van de superioriteit van de socialistische economie (het was natuurlijk één grote leugen en hij was een gehate figuur: wat is er nu erger dan zo’n maniakaal overproductieve collega?). De tweede is een aan lager wal geraakte aristocraat die de hele dag in bed ligt. Oblomov is een dromer, een nietsnut, iemand die zich onttrekt aan de voortdurende eisen en bezigheden van de wereld en daarmee belichaamt hij de antiheld van de moderne tijd.
 
2. Volgens wetenschappers wordt de toekomst nog futuristischer dan was voorspeld.
 
Tijd is geld, zeggen ze altijd. Dat betekent dat tijd kan worden omgezet in waarde en die waarde is niets anders dan het vermogen tot compenseren van andere tijd. Zo werkt de economie. Als ik iets koop, koop ik in feite de tijd die met het maken ervan gemoeid is. Ik koop de tijd van een ander. Nietsdoen valt buiten deze economie en is daarom volstrekt waardeloos. Dat betekent echter ook dat nietsdoen de allerhoogste, onvergelijkbare waarde heeft: nietsdoen is non-tijd, maar ook de zuiverste vorm van tijd.
 
Stelt u zich een sciencefictionfilm voor die zich afspeelt in een wereld die veel op de onze lijkt, maar waar tijd letterlijk als koopwaar wordt gezien. Je moet er betalen voor tijd om de klok aan de gang te houden, net zoals je moet betalen voor gas en licht. Als je de tijdrekening niet op tijd betaalt, staat de klok stil. Je komt in een soort toestand van stilstand, je krijgt rare tijdwaanvoorstellingen en je raakt tijd-geïsoleerd van de rest van de mensheid. Stel nu dat de productie, distributie en verkoop van tijd in handen is van één megaconcern. De hamvraag is: waar komt dit waardevolle natuurlijke materiaal vandaan? Hoe komt dat concern aan die tijd die het verkoopt? Na meeslepende romantische avonturen wordt aan het eind van de film – een beetje zoals in Soylent Green (1973) – onthuld: ‘Het komt van mensen!’ Het boosaardige bedrijf maakt gebruik van een geheime technologie om tijd rechtstreeks te onttrekken aan de arme massa en zo de beschaving aan de gang te houden. En niemand had het door. Zo’n scenario ligt niet ver van de werkelijkheid waarin wij nu leven.
 
3. Bartleby als manager.
 
In de Hollywoodfilm Office Space uit 1999 wordt de kwestie van ledigheid in het licht van de hedendaagse vervreemding van het werk heel humoristisch verbeeld. De held Peter heeft een lullig kantoorbaantje bij een softwarebedrijf en brengt de dag door met dromen van nietsdoen. Op aandringen van zijn haaibaai van een vriendin gaat hij in hypnotherapie, maar voordat hij weer uit zijn trance wordt gehaald, krijgt de hypnotiseur een dodelijke hartaanval. Nu hij als het ware in een voortdurende staat van hypnose verkeert, is Peter eindelijk bevrijd. Eindelijk heeft hij de moed om te doen wat hij echt wil doen en dat is: niets. Het ironische is dat wanneer onze held zijn droom van ledigheid gaat verwerkelijken (hij komt niet op vergaderingen, gaat de hele dag vissen, speelt videogames op kantoor, enzovoort) hij steeds beter gaat functioneren binnen het bedrijf en zelfs promotie krijgt.
 
Hier hebben we een postmoderne Bartleby! In het korte verhaal van Melville is Bartleby een klerk bij een advocatenkantoor in Wall Street die op zekere dag om mysterieuze redenen ophoudt te werken. Het is niet zo dat hij werk echt weigert, maar als hem gevraagd wordt iets te doen, zegt hij steeds weer: ‘I would prefer not to’. Het kantoor wordt hierdoor geheel ontwricht en uiteindelijk, als het kantoor verhuist en Bartleby nog steeds niks doet, wordt hij in de gevangenis gestopt en daar houdt hij ook op met eten en sterft hij. Net als Oblomov is Bartleby ook zo’n typische antiheld van de moderne tijd. Over dit merkwaardige, prachtige verhaal is de laatste jaren veel gefilosofeerd. Daarbij ging de aandacht met name uit naar de kwestie van de negativiteit van de wil, of liever de bizarre opschorting van het willen, uitgedrukt door dat ‘I would prefer not to’. Sommigen lazen in Melvilles verhaal een les over de subtiele kunst van verzet en maakten van Bartleby zelfs een messias-achtige redder van de vervreemde mensheid. In het huidige klimaat binnen het bedrijfsleven zou het Bartleby echter waarschijnlijk voor de wind gaan. Een paar jaar geleden had de Lacaniaanse psychoanalyticus Corinne Maier veel succes met haar boek Bonjour Paresse (Hallo, luiheid), met als ondertitel ‘De kunst en het belang van het zo min mogelijk doen op de werkplek’. Veel van haar adviezen zijn op een grimmige manier grappig, bijvoorbeeld wanneer ze zegt: ‘Wat je doet is zinloos. Je kunt van de ene op de andere dag worden vervangen door de sukkel die naast je zit. Werk dus zo min mogelijk en besteed je tijd (niet te veel, als het even kan) aan het opbouwen van je persoonlijke netwerk, zodat je buiten schot blijft bij de volgende reorganisatie’. Je kunt natuurlijk zeggen dat Maier een cynicus is, maar volgens mij stelt haar manifest juist het cynisme aan de kaak dat nu al in feite de scepter zwaait op het werk. In tegenstelling tot het protestantse arbeidsethos is de postmoderne werkhouding een soort gedoogde, gemanagede luiheid. De mysterieuze, tragische figuur Bartleby is een universeel lachertje geworden, de absurditeit van het hedendaagse bedrijfsleven.
 
4. Luiheid en vrijheid.
 
We zien luiheid meestal als puur nihilistisch vegeteren, maar die zienswijze is op zich al een symptoom van hoe wij arbeid idealiseren. Luiheid kan ook, als pure verspilling, op een aristocratische manier met vrijheid worden verbonden. In die zin is luiheid dan niet meer een tekort of gebrek van de wil, maar een vorm van extravagantie. Het echte bewijs van het meester zijn over de tijd is het vermogen om tijd te verspillen. Dat is ook de beste manier om de dood te slim af te zijn. Er wordt vaak gezegd dat het leven kort is en dat je het dus niet moet verkwisten; pluk de dag, maak van ieder moment het beste. Maar wie zo leeft, leeft voortdurend als een terdoodveroordeelde. Als je een voorproefje van onsterfelijkheid wilt, moet je juist het tegenovergestelde doen: onproductief zijn, niets doen, genoegen scheppen uit het verkwisten van je bestaan.
 
Luiheid kan echter ook in positievere en meer humanistische zin met vrijheid worden verbonden, als het cultiveren van het leven om het leven zelf, buiten de ijzeren kooi van economische berekening. Een van de mooiste pleidooien voor luiheid als hoogste uitdrukking van autonomie is het pamflet uit 1880 van Paul Lafargue, Het recht op luiheid. Dat is echt een opmerkelijk geschrift. Lafargue doet een aanval op de schijnheiligheid van het opgelegde arbeidsethos en houdt een pleidooi voor het doen herleven van het Griekse filosofische ideaal van ledigheid. Tegen de predikers van de morele deugdzaamheid van arbeid brengt hij in dat de Bijbelse God ‘zijn volgelingen het allerbeste voorbeeld heeft gegeven van ideale luiheid: ‘… na zes dagen werken, ging hij voor eeuwig rusten.’
 
5. Amaro far niente.
 
De Mexicaanse schurk in The Good, the Bad, and the Ugly (1966) wist het fraai te zeggen: ‘Als je werkt om te leven, waarom werk je jezelf dan dood?’ Deze omkering van leven en werken was ook onderwerp van een heerlijk ironische dialoog uit de roman L’Écume des jours (1947) van Boris Vian:
 
– Is het soms hun schuld als ze denken dat werken goed is?
 
– Nee, zei Colin, dat is niet hun schuld. Maar ze hebben nu eenmaal geleerd dat werk heilig is, dat het goed is en prettig, dat er niets belangrijker is en dat alleen wie werkt ergens recht op heeft. Alleen is het wel zo geregeld dat ze de hele tijd moeten werken, zodat ze er niks aan hebben.
 
– Dan zijn ze erg dom, zei Chloe.
 
– Ja, dat zijn ze, zei Colin. Daarom zijn ze het ook eens met degenen die hun hebben wijsgemaakt dat werk het mooiste is wat er is. Hun domheid belet hen om na te denken over hoe ze vooruit kunnen komen en niet meer hoeven te werken.
 
– Laten we het over iets anders hebben, zei Chloe. Wat een vermoeiend onderwerp. Vertel me liever of mijn haar leuk zit.
 
We zien nietsdoen vaak als een soort normale toestand en werken als iets waartoe we moeten worden gedwongen. We zijn van nature lui en we zijn er alleen maar onder maatschappelijke druk aan gewend geraakt om te werken. Maar hoe zou het zijn als die gewenning zo diep in ons verankerd is geraakt dat nu het tegenovergestelde het geval was? Hoe zou het zijn als druk bezig blijven voor ons de normale toestand was en ledigheid iets kostbaars was waarvoor je veel moeite moest doen? Nietsdoen, het uitschakelen van die meedogenloze inwendige drang om te werken kan namelijk heel moeilijk zijn.
 
6. De beste regering voor de crisis.
 
De Industrial Workers of the World, ofwel de Wobblies, eisten al in de jaren twintig een 16-urige werkweek van vier dagen van vier uur. Het wordt nog weleens vergeten, maar onze huidige 40-urige werkweek hebben we alleen te danken aan de heftige arbeidersstrijd die in de late negentiende en vroege twintigste eeuw is gevoerd tegen arbeidsomstandigheden die we tegenwoordig als slavernij zouden betitelen. Om nu, terwijl het economisch systeem bijna op instorten staat, te pleiten voor een kortere werkweek, lijkt belachelijk. Hoe zou dat in hemelsnaam kunnen? Wat zouden ‘de markten’ daarvan vinden?
 
Zoals al door menigeen is opgemerkt, heeft het antwoord van Europa en Amerika van de afgelopen jaren op de financiële crisis ons geleerd wat neoliberalisme werkelijk inhoudt: socialisme voor de bankiers, kapitalisme voor alle anderen. In een artikel in het septembernummer van 2011 van de London Review of Books constateerde John Lanchester, de schrijver van een van de beste boeken over de financiële crisis, dat het euroland met de hoogste groei dat kwartaal België was, een land dat vanwege politiek gekrakeel al ruim een jaar zonder regering zat. Dat betekende dat de Belgische begroting in feite onveranderd bleef, want niemand had het politieke mandaat om bezuinigingsmaatregelen op te leggen. Lanchester concludeert dan ook dat het in de huidige crisis maar het beste is om geen regering te hebben. Op zijn minst blijven stompzinnige bezuinigingen je dan bespaard.
 
7. Voor een geschiedenis van ledigheid.
 
Een geschiedenis van de ledigheid als artistiek en filosofisch ideaal zou een interessante studie zijn. Die zou kunnen lopen van de vreugdevolle beschouwing door de filosoof Aristoteles tot de buitengewoon luie Duchamp, de kunstenaar die de meest radicaal arbeidsloze creatieve handeling in de geschiedenis van de esthetiek uitvond: de readymade. Hegel en Marx zouden belangrijke hoofdstukken zijn en ik zou ook Heidegger in deze geschiedenis opnemen. Is de Heideggeriaanse filosofie met haar voorliefde voor het lome leven in de provincie immers niet vooral een grote filosofie van de ledigheid, een poging om het Griekse vita contemplativa in ere te herstellen in de context van de door technologie en productionistische metafysica gedomineerde moderne wereld? Een filosofie van een heroverweging van ledigheid als een ‘laten gaan’ dat het Zijn bevrijdt uit de greep van de subjectiviteit en haar agressieve wil? Hieraan zien we dat ledigheid ook een reactionair thema kan zijn. Het is echter een veelomvattend onderwerp en het zou heel veel werk zijn om het uit te zoeken, daarom volsta ik hier met een kleine suggestie. Zou de formulering ‘talentvolle lanterfant’ geen mooie algemene definitie zijn van de mens? Daarin worden gebrekkigheid en vaardigheid gecombineerd en de omschrijving grijpt terug op Plato’s mythe over de liefde uit de Symposium: de god Eros is geboren uit de verbintenis tussen Penia en Poros, armoede en overvloed, en verenigt in zich hun schijnbaar tegengestelde aard. Dan is de mens het dier dat niets doet, maar daar wel erg goed in is.
 
8. Luiheid als ideologie.
 
Luiheid is overduidelijk een belangrijke ideologische categorie. Meestal zijn de zuiderlingen de luiaards die maar profiteren van het harde werken van anderen. Volgens een antropologische volkswijsheid die teruggaat tot Montesquieu, heeft dit met klimaat te maken. Echter, ‘het zuiden’ is een relatieve categorie. We hebben de vlijtige Noord-Europese economieën tegenover de luie, met schulden beladen zuidelijke economieën, maar in bijna ieder land is het zuiden per definitie lui, zie de Vlamingen tegenover de Walen, Noord-Italië tegenover Zuid-Italië, Engelsen tegenover Ieren, Duitsland tegenover alle anderen. Als het noordpoolgebied zou worden bewoond, zouden de mensen bovenaan de gletsjers klagen over die mosplukkende niksnutten op de iets zuidelijker gelegen toendra.
 
In het politieke discours onthult de beschuldiging van luiheid maar één ding: de intellectuele luiheid van degenen die de beschuldiging uiten. Een moralistische en psychologiserende benadering van sociaaleconomische problemen bevrijdt ons van de moeizame taak om de ingewikkelde structuren en dynamiek van de wereld waarin we leven echt te proberen te begrijpen. Als er één klasse is die het werkelijk verdient om ‘lui’ te worden genoemd, is dat niet die van de arbeiders, de immigranten of de werkelozen, maar de klasse van de financiële kapitalisten. Die zijn in objectieve zin lui, dat luxe uitschot dat parasiteert op de productieve krachten van de samenleving. Natuurlijk zijn ze voortdurend druk bezig, maar al die hypernerveuze activiteit komt in wezen neer op het weigeren mee te doen aan de productie van maatschappelijk leven en in plaats daarvan te bestaan van speculatie, oftewel gokken. Een van de vreemdste politieke fenomenen van tegenwoordig is misschien wel de enorme macht van kredietbeoordelaars, bedrijven die geen enkele publieke verantwoordingsplicht hebben en met een zwaai van hun afwaarderings-toverstokje een ernstige impact kunnen hebben op het lot van complete landseconomieën. Na de financiële crisis in de Verenigde Staten werden die bedrijven bij het Congres op het matje geroepen om zich te verantwoorden voor hun volslagen misplaatste, om niet te zeggen frauduleuze beoordelingen. Zij verdedigden zichzelf met het argument dat hun ratings ‘slechts meningen’ waren. Ziehier de nieuwe luie heersers van onze planeet.
 
Dit artikel is gebaseerd op een eerder gepubliceerd interview met de auteur, zie: Maša Ogrizek, ‘Zelo težko je poceti nic’, in: Dnevnik/Objektiv, 1 oktober 2011.
 
Vertaald uit het Engels door Leo Reijnen
 
 
2-Luiheid is essentieel voor de invulling van een goed leven.
Gedrag
Wie luiheid als een deugd leert beschouwen, begrijpt dat het irrelevant is voor zijn geluk en welzijn dat de buren een nieuwe auto hebben of op wintersport gaan. Johan Braeckman houdt een pleidooi voor luiheid als onderdeel van een goed leven in ons jachtige, altijd op meer beluste wereldje.
Door Johan Braeckman
14 december 2017
Luiheid wordt niet echt als een deugd beschouwd, dat wil zeggen lui zijn is geen ethisch aanvaardbare manier van handelen of leven. Wie synoniemen wil vinden voor luiheid stoot op vadsig, werkschuw, gemakzuchtig, luiwammes, lapzwans, lanterfant, leegloper, nietsnut, lamzak, uitvreter… Dat klinkt allemaal niet positief, zelfs niet als geuzennaam. Wie zijn reputatie hoog wil houden, vermijdt het beste de associatie met dergelijke woorden.
 
Velen gaan er in onze tijd van uit dat hard werken automatisch en intrinsiek deugdzaam is. Iemand kan meerdere gebreken hebben, maar als hij een harde werker is, dan is er veel vergeven. Maar wil dat zeggen dat hard werken een essentieel onderdeel vormt van het goede leven?
 
Leren van jager-verzamelaars
Van jager-verzamelaars weten we dat ze niet hard werkten, zeker niet in vergelijking met hedendaagse mensen in geïndustrialiseerde landen. Zij beschouwden het vergaren en klaarmaken van voedsel en de andere taken die ze uitvoerden ook niet als ‘echt’ werk en vonden het over het algemeen prettig om te doen. Ze haalden fierheid uit wat ze deden en hadden een directe band met het resultaat (een gevangen dier, verzameld voedsel). Ze hadden tijd om met de kinderen te spelen, ze wisten zich omringd door vrienden en familie, ze waren er voor elkaar.
 
Natuurlijk moeten we niet romantiseren: de levensverwachting was korter, er waren soms uitbarstingen van geweld, kinderen overleden aan wat voor ons makkelijk te behandelen aandoeningen zijn. Maar het zou arrogant en dwaas zijn te menen dat we niets kunnen leren van hun manier van leven. Er stonden waarden centraal in hun levenswijze die bij ons onder druk staan: solidariteit, samenwerking, altruïsme, traditie, duurzaamheid, bezittingen delen, kameraadschap, erbij-horen, onbekommerdheid, plezier maken en tevredenheid.
 
Het is bovendien ook niet meteen duidelijk dat de voordelen van onze moderne samenleving voornamelijk te danken zijn aan ons opgefokte arbeidsethos. Daartegenover staat dat de nadelen onmiskenbaar zijn, denk aan stress-gerelateerde aandoeningen; burn-outs; negatieve competitiviteit (want collega’s zijn steeds meer concurrenten); slaaptekort; te weinig tijd voor de kinderen; minder contact met familie en vrienden; een toename van depressies; steeds meer mensen met foute eetgewoontes (want geen tijd voor slow food) en vervreemding van zowel de arbeid als van het resultaat ervan.
 
Arbeid als bron van geluk
Toch kan arbeid een bijzondere bron van menselijk geluk zijn, mits de gestelde doelen duidelijk en haalbaar zijn; collega’s mensen zijn met wie men samenwerkt en niet moet concurreren; men samen naar eenzelfde doel kan toewerken; er geen vervreemding van het eindproduct of de technologie ontstaat; en er een redelijke kans is tot het ervaren van flow – het ervaren van geluk door de intensiteit van een activiteit die als positief wordt ervaren (Mihaly Csikszentmihalyi).
 
Een meerderheid van de werkende mensen herkent zich niet in deze positieve beschrijving van arbeid. Velen zijn langdurig ziek, hebben het gevoel het werk niet aan te kunnen en ervaren geen fierheid over hun prestaties. Het ontbreekt ze echter aan een alternatief, omdat het leven duur is en er statussymbolen aangekocht en afbetaald moeten worden.
 
Eén op de drie werknemers vindt werk niet zinvol
Een studie uitgevoerd door de Antwerpse Management School laat zien dat minstens één op drie Vlaamse werknemers zijn werk niet zinvol vindt. In acht genomen het grote belang van zinvol werk om een betekenisvol leven te leiden, is dit een hallucinant cijfer. Wat weerhoudt mensen ervan om een saaie en betekenisloze job te laten voor wat hij is en op zoek te gaan naar iets anders en beter? Het is moeilijk om er precies de vinger op te leggen, maar angst speelt ongetwijfeld een belangrijke rol.
 
Verlamd door een onbestemde angst
De samenleving, ondanks de recente terreuraanslagen, is veiliger dan ooit. Niettemin maken mensen zich steeds meer zorgen over ouder worden, maatschappelijke diversiteit en over ziekte en gezondheid. Een job, ook al is hij saai en onbevredigend en brengt hij meer stress dan flow teweeg, biedt een vorm van zekerheid. Hiervoor wisselen we creativiteit in, verlamd als we zijn door een onbestemde angst. Angst jaagt ons bovendien op kosten, zowel persoonlijk als maatschappelijk, zie bijvoorbeeld de toename van de aankoop van alarminstallaties en de politieke investeringen in politie- en andere veiligheidsdiensten.
 
Het is niet eenvoudig om authentiek lui te zijn
Naast angst zijn er meerdere valkuilen waar iemand die naar luiheid streeft kan intuimelen. Het is niet eenvoudig om authentiek lui te zijn. De mens is kwetsbaar voor bijvoorbeeld het ‘keeping up with the Joneses’-syndroom: we meten onze levenskwaliteit af aan die van de buren, de familie en collega’s. Als de buren een nieuwe auto hebben, kunnen we niet achterblijven of onderdoen.
 
Maar wie luiheid als een deugd leert beschouwen, begrijpt dat het irrelevant is voor zijn geluk en welzijn dat de buren een nieuwe auto hebben, op wintervakantie gaan of in een groter huis wonen. De authentieke luierik weet ook dat ‘opzichtige consumptie’ (Veblen, 1899), die dient om een superioriteitsgevoel uit te stralen en status te etaleren, overbodig is voor de invulling van een goed leven.
 
De luierik werkt met een hark
De luierik, ten slotte, begrijpt het onderscheid tussen werktuigen die passen bij de filosofie van het lui-zijn en technologische apparaten die er de antipode van zijn. Om een simpel voorbeeld te geven: een hark is het favoriete werktuig van de luierik. Het bij elkaar vegen van de gevallen bladeren met een hark gaat traag en de wind maakt het soms noodzakelijk om te herbeginnen. Wie niet lui wil zijn, schaft zich een bladblazer aan. Dat gaat zoveel sneller, waardoor er tijd vrijkomt om aan andere, ogenschijnlijk nuttiger taken te besteden.
 
De luierik speelt dit spel niet mee. Hij weet dat de ouwerwetse hark superieur is aan de hightech bladblazer. Het gebruik van die laatste verplicht degene die ermee werkt tot het dragen van oorbeschermers en irriteert de buren. Wie de bladeren bijeenharkt, irriteert niemand en staat open voor een gesprek met een bezoeker of voorbijganger. Het gaat allemaal stiller, rustiger en trager en maakt het hoofd leeg, en dat is net wat de luiaard eraan apprecieert. Van harken kan men rustig en vrolijk worden, van bladblazen zenuwachtig en gestresseerd.
 
Johan Braeckman is hoogleraar Wijsbegeerte aan de Universiteit Gent. Persoonlijke website: www.johanbraeckman.be. Een langere versie van dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift Oikos, 2016.
 
Referenties
 
Veblen, T. (1994). The Theory of the Leisure Class. Dover.
 
 
 
3-Waarom luiheid niet altijd een negatieve connotatie heeft
Luiheid: nuttig of zondig?
 
 
 
Luiheid: het draagt een negatief stempel, maar soms vinden we luieren ook heerlijk! Hoe zit het met deze ambivalentie? Is luieren een zonde? Of is het noodzakelijke ontspanning?
 
Filosofen Marc De Kesel, die de theorie van religie en mystiek onderzoekt aan de Radboud Universiteit, en Michel Dijkstra, gespecialiseerd in oosterse filosofie en auteur, ontmoetten elkaar voor een online publiek voor een gesprek over luiheid. Dijkstra bood een Oosters perspectief dat niet-doen invult als de dingen op hun beloop laten. De Kesel sprak over luiheid als zonde in de Westerse, christelijke geschiedenis. Tot slot gingen beiden onder leiding van programmamaker Anouta de Groot in gesprek over hoe luiheid ons denken over ons alledaagse leven vormt. Het publiek deed ook mee en stemde over de stelling: luiheid is een deugd.
 
Taoïsme: Doe het niet-doen
Dijkstra nam ons mee in de Oosterse levensfilosofie van het Taoïsme. Deze stroming geeft een invulling aan niet-doen die dit niet als lui bestempelt, maar als het laten verlopen van de natuurlijke gang van zaken. Dit schept een vrijheid waarbinnen doelen vanzelf tot een conclusie komen. In de Periode der Strijdende Staten (403-221 voor Christus) ontstonden twee tegenovergestelde stromingen. Het Confucianisme, de hoofdstroom in de Chinese filosofie, gaat uit van regelgeving en conformisme. Luiheid wordt gezien als de ondeugd van egocentrisch je verantwoordelijkheden ontlopen. Het Taoïsme biedt een alternatief. Niet regelgeving en conformisme staan centraal, maar vrijheid en spontaniteit. Neem een stapje terug, dan kunnen de dingen hun beloop volbrengen. Niet-doen is niet niets doen. Het is een hele specifieke manier van handelen. Dijkstra: ‘niet-doen is iets dat je kunt doen. Doe het niet-doen. Om het in Westerse termen te vatten: het is niet-intentioneel handelen. Je bent de bewaker van het proces, je brengt de situatie tot bloei omdat je zelf een stapje terug hebt gedaan.’
 
De kracht van het zachte
Deze houding tegenover het niet-doen is gestoeld op Te, de kracht uit het Taoïsme. Dijkstra karakteriseerde dit beginsel: ‘Zoals een bron die overvloeit maar daar verder geen bedoeling mee heeft. Het is een mysterie dat alle dingen voortbrengt en voor alle dingen zorgt en hierbij zichzelf niet voorop stelt. Alles krijgt ruimte voor ontwikkeling en het is aan de mensen en dingen zelf om die ruimte te ontwikkelen, of niet. Daar worden geen morele noties aan gesteld.’ Wanneer je je laat leiden door deze kracht kan je met minimale inspanning veel gedaan krijgen, zoals het druppelen van water uiteindelijk de steen splijt. Dit is de kracht van het zachte. Wanneer je werkt met de kracht van het zachte bereik je groots effect zonder de dingen te schaden.
 
Leidraad voor het handelen
Deze kracht biedt ons handvatten. Dijkstra: ‘Dit is niet zomaar een verhaaltje, niet alleen maar theorie. Nee, dit vormt de leidraad voor het handelen. Politiek, ethisch, persoonlijk handelen kan zich laten inspireren, laten leiden door Tao. Veel mensen kennen het nut van het nuttige, maar weinigen van het nutteloze.’
 
De arbeid heeft luiheid tot doel
De Kesel wisselde Dijkstra af met een Westerse, christelijke, blik op luiheid. Tegenwoordig wordt luidheid als zondig gezien en arbeid verheerlijkt. De Kesel bood een tegenvoorbeeld in de socialist Paul Lafargue. Deze steekt de draak met de ethos van de arbeid die in het socialisme heerst en stelt de fundamentele en provocerende vraag: Waarom zouden wij werken? De opdracht van de mens is heerlijk niets te doen, lui te zijn. De Kesel vond in LaFargue een oud idee: werken staat in dienst van niet-werken. In de Cynische filosofie, voortkomend uit Plato, is het ware Zijn niet werken. God heeft ons al gecreëerd in het volmaakte van het zijn. Waarom zouden we dan nog werken! In alles wat je moet hebben is al voorzien. De Kesel: ‘Het niet-werken is de vaste waarde bij uitstek in het Christendom. In de duizend tot vijftienhonderd jaar dat het Christendom heeft geheerst, heeft het geen ode gegeven aan het werken, maar aan de luidheid’. Monniken loven alleen God, verder doen ze niets. Ze hebben niets nodig, ze loven god om het feit dat ze hem niets hoeven te vragen en willen het Zijn zien zoals het is en daarvoor God danken. Zo betoogt LaFargue een zeer oude en traditionele grondstructuur in het westerse denken. ‘Luiheid heeft geen doel in zich, maar heeft een doel in het niet-werken.’
 
Waarom is luiheid dan zondig?
Deze waarde van leven als lofbetuiging van het Zijn schept een dualiteit. Het loven is een praktijk waarvan ook de eindigheid wordt ervaren. Om gezond te blijven moet je jezelf een klein beetje afleiding geven. Zo maakt het werk, de labora, het bidden, het ora, mogelijk. Het werken dient om het niet-werken te ondersteunen. Luiheid is daar een negatief facet van. Wanneer je er je aandacht niet bijhoudt, geen moeite doet, ontstaat het zondige acedia, luiheid. De monnik beseft dan: ‘waarom zou ik god loven? Alles is er toch? Waarom zou de heer nu mijn lof nodig hebben? Misschien kan ik het net zo goed niet doen, misschien heeft het geen zin, misschien is het niks.’ Dit is de luiheid. De monnik moet een ascese aan de dag leggen zodat hij zich kan blijven concentreren op het loven.
 
Luiheid in ons dagelijks leven
De Groot verlegde in het gesprek de focus naar ons moderne begrip van luiheid. Luiheid is iets niet doen wat je wel zou moeten doen. Ze stelde de vraag: Hoe verhouden beide opvattingen zich hiertoe? Dijkstra opende: ‘In ons alledaagse gebruik is luiheid een stok om mee te slaan. In het filosofisch discours gaat het om nadenken over wat werken nu eigenlijk is. Dit kan je ook betrekken op de huidige mondiale crisis: moeten we misschien terugkomen op dat alles altijd beter en meer moet worden? Misschien hebben de oude levenskunstige filosofieën ons iets te zeggen. Als je te veel indrukken krijgt ga je eraan kapot. Je moet verzadiging herkennen. Daarbij hoort ook ontspannen, even niets doen.’ Dijkstra suggereerde dat het filosofisch denken onze maatschappelijke prestatiedruk misschien kan openbreken en een nieuwe discussie op gang kan brengen. De Kesel opperde dat we in onze cultuur het genieten van wat voorbij onze arbeid ligt willen bemeesteren en kapitaliseren. Daarom aarzelde hij mensen de opdracht te geven om lui te zijn, omdat dat het lui zijn weer tot werk maakt. Onze cultuur biedt geen gereedschappen om de dans van de transgressie tussen werken en luiheid goed te bespelen. De Kesel: ‘Men kan dat niets niet aan, waar al dat werken voor dient.’
 
Conclusie: Luiheid is…
De avond eindigde met de stelling dat luiheid een deugd is. Het publiek kon hier ja of nee op antwoorden. Aan het begin van de avond vond 62% dat luiheid een deugd is, tegenover 38% die het daar niet mee eens waren. Aan het einde van de avond was 78% het eens met de stelling. De sprekers concludeerden hierop: Luiheid is niet gefixeerd. Het komt erop aan op de juiste manier lui te zijn.
Radboud Recharge  5 november 2020
 
 
4-Lanterfanten is een noodzaak
 
 
Tijdens het Feest van de Filosofie op 30 maart komt Tom Hodgkinson een lans breken voor de kunst van het nietsdoen: “Being idle is een voorwaarde voor een gelukkig en succesvol leven. En voor filosofie natuurlijk.”
 
Professioneel lanterfanter Hodgkinson (44) is auteur van vier boeken, uitgever van The Idler Magazine, columnist en vader van drie. Onlangs opende hij met zijn vrouw een boekhandel annex koffiehuis en o ja, hij kweekt ook nog zijn eigen groenten. Practise what you preach? “Die groenten, daar ben ik mee gestopt, dat is op een ongeziene ramp uitgedraaid (lacht). Ik sta honderd procent achter de idee dat nietsdoen nodig is, maar je kan het niet doorlopend in praktijk brengen.”
 
Tijdens het Feest van de Filosofie komt hij praten over ledigheid als voorwaarde om filosofie te bedrijven. “Ik heb het dan niet over sloth of gemakzucht, spirituele luiheid – dat is een doodzonde. Maar wel over luiheid in positieve zin: contemplatie, reflectie. Alle grote filosofen zagen dat als een voorwaarde voor een gelukkig leven en als een noodzaak om creatief te kunnen zijn. Aristoteles en zowat alle Griekse filosofische stromingen, Thomas van Aquino, … Niemand beschuldigde monniken die de halve dag in gebed waren verzonken ervan lui te zijn. Rousseau, Locke… Ook Nietzsche had een afkeer van het werkethos en benadrukte de nood aan rust.”
 
“Een mens heeft het nodig om af en toe wat langer in bed te blijven liggen, op een bankje te zitten zonder iets nuttigs te doen … Dat is vaak wanneer je de beste ideeën krijgt. Die je dan achteraf in praktijk moet brengen, dat is natuurlijk de paradox. Stel dat je jezelf wil bevrijden van het bestaan als loonslaaf en zelfstandige wordt, dan genereert dat weer een hoop werk. Je kan daarom hoogstens deeltijds idle zijn. Er zijn veel bekende lanterfanters geweest die tegelijk heel hard werkten en aartslui konden zijn: Samuel Johnson, die in de 18de eeuw de column The Idler schreef, kon rustig tot twee uur ’s middags in zijn bed liggen maar was tegelijkertijd geweldig productief. Of neem John Lennon, die de lof van het nietsdoen in vele liedjes bezong, maar niettemin heel ambitieus was.” 
 
Uiltje vangen
 
Tom Hodgkinson: "Mijn moeder zegt dat ik gewoon een manier heb gevonden om mijn eigen persoonlijkheid tot filosofie te verheffen." | (c) ingezonden
Tom Hodgkinson: "Mijn moeder zegt dat ik gewoon een manier heb gevonden om mijn eigen persoonlijkheid tot filosofie te verheffen." | (c) ingezonden
“Dit debat heeft altijd bestaan, maar is vandaag actueler dan ooit. Veel mensen voelen zich gevangen in de ratrace. Maar het is niet onmogelijk om te ontsnappen. In andere delen van de wereld zie je dat mensen zich zonder schuldgevoel overgeven aan nietsdoen; wij in onze contreien hebben meer last van een calvinistisch werkethos. Je kan dat afschudden als je je realiseert dat je door maatschappij en opvoeding geconditioneerd bent.”
 
“Ik zelf ben altijd geweest zoals ik ben. Op mijn vijfentwintigste stopte ik met me schuldig te voelen en startte ik met The Idler Magazine. Het heeft mijn dagelijkse leven alvast verbeterd! Mijn moeder zegt dat ik gewoon een manier heb gevonden om mijn eigen persoonlijkheid tot filosofie te verheffen (lacht)."
 
“Maar niet iedereen gaat zover om zijn job op te geven, op een boerderij te gaan wonen en zoveel mogelijk zelfbedruipend te worden. Met kleine dingen kom je soms ook al ver. Een behoorlijke lunchpauze nemen bijvoorbeeld. Daarin kan je een wandeling maken – ik raad absoluut aan om een uur per dag te wandelen: gratis en therapeutisch! Verken je eigen stad. Ga een kerk binnen. Of ga op een bankje zitten en staar gewoon een beetje voor je uit. Neem een notitieboekje mee om je observaties en gedachten neer te schrijven."
 
"Hou een nieuwsbreak en lees in plaats daarvan poëzie om je geest te verheffen – ook een goede tip voor op de trein trouwens. Veel mensen leven als een slaaf en hebben geen enkele controle over hun tijd: poëtische contemplatie kan helpen."
 
"En vooral: slaap meer! Ikzelf mik op negen of tien uur per etmaal. Ook dutjes zijn heel belangrijk, vooral als je een stressvol leven leidt: twintig minuutjes een uiltje vangen na de lunch kan heel gelukkig maken en een dam zijn tegen het deprimerende nine-to-five-bestaan.”
 
Interview: Ine Van Houdenhove