[Contact.Links.info.] [Zoek op Site.] [De Slowpaper.]

Lanterfanten

OVERNACHTEN

Zoek op Site.

BEETSTERZWAAGTOEN

LANTERFANTENLEZEN

Beetsterzwaag.nu.

De Slowpaper.

Disclaimer

Het midden is niet saai.
 
Essay over tevredenheid zonder gezapigheid
 
 
Zette een houten stellage in de kas, het ding was best zwaar en een beetje kromgetrokken hier en daar, maar uiteindelijk stond-ie. Nu de zakken met aarde daarop leggen, de grote plantenbak met de klimplanten er vóór – mooi zo. Kasje vegen. Even naar buiten lopen voor de bezem, de zon schijnt op het plaatsje voor de kas, achter de lage heg bloeien verderop in de tuin al rozen, zzoem, zzoem doen de bijen en ik ook – wat ben ik hier gedachteloos tevreden aan het rommelen.
Is dat geluk, zo even op een maandagmorgen voor je aan het werk gaat, in een beetje zon tussen de buien door wat opruimen in de tuin?
Misschien wel. Geluk in de vorm van: wat heb ik het naar mijn zin, zonder dat ik op zoek ging om het naar mijn zin te hebben. Ik ging een werkje doen en het ‘naar de zin’ kwam erbij. Vanzelf.
Dat is tevredenheid. Zo tevreden dat je het best geluk kunt noemen, maar zonder al het grootse dat dat woord aankleeft.
De mens is een wezen dat niet gauw tevreden is. Zelfs in het paradijs niet, alles konden Adam en Eva immers eten, alles hadden ze, maar ze moesten zo nodig die ene vrucht consumeren die buiten hun bereik gesteld werd. Mensen willen altijd meer. En altijd wat anders. Mensen hebben een enorme neiging tot verveling.
Het paradijs, een ander woord voor het volmaakte geluk, klinkt ons merkwaardig genoeg altijd nogal saai in de oren. Het eten bestond uit niets dan vruchten. Over tijdbesteding wordt niet gesproken – schilderde Adam? Vervaardigde Eva kunstig geblazen glazen?
Ze hadden geen verlangens natuurlijk, die kwamen pas met hun kennis. En die verlangens, en die kennis over hoe wij zijn, wij rusteloze mensen, die raken we nooit meer kwijt. Het paradijs van onbewust en dus tevreden leven, is voor ons verloren, hoe vaak en veel ons ook wordt aangeraden, door Aristoteles, Epicurus, de stoa, het christendom, het boeddhisme enzovoort, om matig te zijn en tevreden.
‘Beter leef je, Licinius, als je niet steeds/ hoge zeeën uitkiest.’ Horatius wist het wel: de gulden middenweg, auream mediocritatem, die moeten wij beminnen. Het is hem eeuwenlang en tot vervelens toe nagezegd, en daarbij veranderde dat gouden midden toch min of meer in een dulle middelmatigheid, niet te warm, noch te koud, middle of the road. En wij maar op zoek naar sensaties. Wel degelijk hoge zeeën willen we, écht leven, alles meemaken, stranden, schipbreuk lijden, kom maar op.
In theorie dan. Wie door toedoen van de omstandigheden strandt of schipbreuk lijdt, wenst niets liever dan gewoon het eigen onopmerkelijke leven weer terug te krijgen.
Ik ben diep overtuigd van de waarheid van Horatius’ formulering. Het midden is van goud. Het is niet saai, het is uiterst moeilijk te vinden. Al die dingen waarnaar we zo vaak verlangen: evenwicht, rust, wijsheid, tevredenheid, inzicht, goed leven – ze hebben allemaal meer met het midden te doen dan met uitersten.
Het geluk dat we tevredenheid noemen heeft ook iets te maken met het afzien van verlangens, zowel in het groot als in het klein. Verlangens geven onrust, zoals elke wijsheidsleer ons weet te vertellen.
Waarom plakken we dan toch zo graag het woord ‘gezapig’ op het woord tevredenheid? Alsof je dan alleen nog maar met een dikke buik in een stoel gaat zitten knikken en de wereld aan haar lot overlaat. Dat hoeft helemaal niet. Het lot van de wereld en van andere mensen kan iemand heel goed ter harte gaan die desalniettemin op allerlei momenten tevreden is, door iets gedaan te hebben wat je moest doen, iets voor elkaar te hebben gekregen, even op te gaan in een gesprek met iemand. En een mens mag ook best zomaar even stil zitten en kijken zonder zichzelf dan meteen weer op de kop te geven dat-ie niet van nut is voor de wereld. Dat kan ook een soort plaag worden.
De filosoof Paul van Tongeren wees eens op de opvatting die Nietzsche over tevredenheid had, niet: leven alsof je een ruiter op een stapvoets sjokkend paard bent, op een suffe manier op je gemak. Maar alsof je je paard voortdurend de baas moet blijven, en ook werkelijk blijft, waarbij ruiter en paard plezier hebben in hun vaart, hun vuur, hun kracht en hun beheersing.
Daar opent zich de weg. Horatius noemde dat midden niet voor niets van goud, het is een kunst om het te bewaren. En stiekem ben je dan toch best vaak gelukkig.
Marjoleine de Vos